
DOORADEMEN – Een zoektocht naar veerkracht

Eerste hoofdstuk uit DOORADEMEN – Een zoektocht naar veerkracht
Reuzenmeteoriet
9 september 2014
‘Er is geen huwelijk meer.’
Ik keek de notaris geshockeerd aan. Ik wilde destijds zo graag trouwen en de vrouw van Robert worden, zijn en blijven. Onthutst en tegelijkertijd onnozel bleef ik de notaris met grote vragende ogen aankijken. Hij nam me op, zei even niets en leek me de tijd te geven om zelf tot inzicht te komen. Ik hoorde hem diep inademen.
‘Tot de dood ons scheidt,’ zei hij toen heel kalm. Een reuzenmeteoriet sloeg in. Ik wist dit, natuurlijk wist ik dit, maar ik wilde het niet horen. Opnieuw gaf hij me de tijd om uit de krater op te krabbelen.
‘Maar hoe heet ik dan voortaan? Wat is mijn burgerlijke staat? Wie of wat bén ik nu?’ Meteen had ik spijt van deze vragen. Reddeloos ging ik in een meteorenstorm ten onder. Zijn blik was nu op de grond gericht. Misschien was hij ongeduldig omdat ik traag van begrip was of ergerde hij zich aan mijn weerstand. Of was het medelijden?
‘Je huwelijk is geëindigd op het moment van overlijden. Je burgerlijke staat is nu ongehuwd. Je bent weduwe.’
Ik hoorde niets meer, ik ging kopje onder alsof het nu pas echt tot me doordrong. Mijn man was dood. Ik was weduwe. Een alleenstaande moeder met twee kinderen. Ik wilde opstaan. Weggaan uit dit notariskantoor, waar ik de afgelopen weken al zó vaak was geweest. Het aantal afspraken op het notariskantoor was meer dan verdubbeld, nadat de curator de overlijdensakte had ontvangen. De brief van de curator had mijn keel dichtgeknepen en me verder de grond in gedreund. Het faillissementsdossier van Roberts reclamebureau, waarvan we in het voorjaar nog hadden gedacht dat het voor hem, als hoofdelijk aansprakelijke bestuurder, zonder verdere financiële gevolgen was afgesloten, bleek toch niet volledig afgerond.
Onze onjuiste interpretatie van het schrijven van de curator in maart had ons op het verkeerde spoor gezet. De zaak zou pas op 21 oktober 2014 definitief door de Rotterdamse rechtbank behandeld worden. Nu hing dit alsnog als een zwaard van Damocles boven mijn hoofd, klaar om neer te komen.
Tijdens het lezen hadden direct monsterlijke gedachten bezit van me genomen, zoals: ‘Als er toch aansprakelijk gesteld wordt, moet de helft van het huis en de inboedel te gelde gemaakt worden. Dan staan we op straat, worden Roberts bankrekeningen geplunderd en wordt misschien ook het geld van de overlijdensverzekering opgeëist. En dan nog de smet op Roberts vlekkeloze naam en reputatie.’
Naast de besprekingen met de notaris was ik ook beland in complexe gesprekken met Roberts advocaat. Ik moest in al deze gesprekken steeds alle zeilen bijzetten om me te concentreren, enorm mijn best doen om alles te begrijpen en niet in huilen uit te barsten. Het beeld van Robert en mij bij de notaris, een paar maanden voordat we gingen trouwen, flitste door mijn hoofd. Het opmaken van de huwelijkse voorwaarden, het doorlopen van de opgestelde testamenten en het afsluiten van de verzekering op Roberts leven, waarvan ik toen nog had gedacht: ‘Wat een onzin, we zijn nog zó jong!’ Nu speelde de grote vraag of ik de erfenis wel zou kunnen accepteren, met dat dreigende faillissementszwaard boven mijn hoofd.
Ik keek de notaris aan terwijl het achter mijn ogen brandde, en probeerde de tranen die zich aandienden weg te slikken. Nadat hij had gezegd dat de nieuwe documenten me deze week zouden worden toegestuurd, stond ik op. Het duizelde me en ik moest me even aan de armleuning van de stoel vasthouden. Terwijl ik zijn hand schudde, legde de notaris even zijn andere hand op mijn schouder. De tranen stroomden nu onstuitbaar over mijn wangen.
Zwijgend liep hij achter me aan. Bij de ontvangstbalie pakte hij mijn arm vast om me subtiel stil te doen staan. Ik wilde naar buiten, maar we moesten eerst alweer een vervolgafspraak maken. Verdoofd pakte ik het kaartje met de afspraakdatum aan, waarna ik uiteindelijk net de buitendeur haalde en de tsunami van ellende de vrije loop liet.